Suikerziekte
Normaal wordt het suikergehalte in het bloed op peil gehouden door het hormoon insuline. Dit wordt geproduceerd door gespecialiseerde cellen in de alvleesklier of de pancreas. De insuline wordt in het bloed losgelaten als het suikergehalte in het bloed te hoog dreigt te worden, zoals na een maaltijd. De insuline zorgt er dan voor dat het het overtollige suiker wordt opgeslagen voor later, wanneer er een suikertekort dreigt.
Bij diabetes mellitus of suikerziekte produceert de alvleesklier geen of te weinig insuline. Dit is een vaak voorkomende ziekte bij de kat, net als diabetes bij de hond.
Het suikergehalte in het bloed wordt niet meer op een constant peil gehouden, maar gaat zeer hoog stijgen: men spreekt dan van hyperglycemie.
Men onderscheidt 2 types van suikerziekte:
- Type I diabetes
De pancreas maakt geen insuline meer aan. - Type II diabetes
De pancreas maakt wel nog insuline aan, maar de lichaamscellen reageren er onvoldoende op. Type II diabetes bij katten kan evolueren naar type I
Bij de huiskat kwamen type I en type II diabetes vroeger ongeveer even vaak voor. De laatste jaren ziet men steeds vaker katten met type II diabetes. De obesitas-epidemie die in sommige landen bij mensen woedt schijnt ook besmettelijk te zijn voor katten, met alle gevolgen van dien!
Symptomen
Suikerziekte wordt gekenmerkt door een erg groot dorstgevoel. De kat krijgt polyurie/polydipsie: ze zal zeer veel beginnen drinken en plassen. Vaak gaat de kat vermageren ondanks dat ze veel eet. Sommige katten verliezen echter hun eetlust.
Indien de ziekte onbehandeld blijft treden na verloop van tijd bijkomende symptomen op: onverzorgde vacht, typische ademgeur en blaasinfectie. Na langere tijd (maanden of jaren) kan ook het typische symptoom optreden dat de kat achteraan op de hielen loopt in plaats van op de tenen. Dit is een gevolg van zenuwschade (neuropathie).
In onbehandelde suikerziekte is er het gevaar dat het dier in ketoacidose gaat. Dit is een potentieel levensbedreigende aandoening en dient met spoed behandeld te worden. De kat zal dan zeer suf tot comateus worden, braken, stoppen met eten en uitdrogen.
Diagnose
Bij suikerziekte zal het suikergehalte in het bloed en in de urine veel te hoog zijn. De diagnose wordt dan ook gesteld aan de hand van een bloed- of urineonderzoek.
Behandeling
De behandeling van suikerziekte bij de kat bestaat uit het dagelijks inspuiten van insuline.
Bij mensen met type II diabetes kan men behandelen met tabletten. Helaas is het effect van deze medicijnen bij katten niet zo gunstig en wordt dit dan ook niet gedaan.
Het vaststellen van de juiste dosis insuline kan soms een moeilijke taak zijn! Het kan weken tot maanden duren alvorens men de juiste dosis vindt. Te veel insuline geven kan levensbedreigend zijn, men start dan ook altijd met een zeer lage dosis die men langzaamaan opbouwt tot de juiste dosis.
Ook een aanpassing van het dieet zal nodig zijn. De dieren worden op een strikt dieet gezet met een speciaal aangepast voer.
Indien men te veel insuline toedient bestaat het gevaar dat de kat in hypoglycemie gaat: het suikergehalte in het bloed wordt te laag. Dit is een gevaarlijke situatie en indien men de eerste symptomen ervan ziet moet men dadelijk de kat suiker toedienen, best in de vorm van suikerwater.
Prognose
De prognose van een goed behandelde diabetes mellitus is vrij goed. De meeste dieren kunnen nog enkele jaren zonder al te veel problemen verder.
Het rigoureus opvolgen van de behandeling is echter van groot belang.